Sinds ik ms heb, heb ik vier neurologen gezien, een physician assistant, twee ergotherapeuten, een fysiotherapeut, een uroloog, twee revalidatieartsen, nóg een physician assistant, twee radiologen (hoewel ik die niet echt gezien heb, die hebben meer foto's van mijn hersenen bekeken) een oogarts, een maatschappelijk werkster, een arbeidstherapeut, een logopedist godbetert, en verder een hele serie verpleegkundigen, co-assistenten en baliemedewerkers.
En nu dus een ervaringsdeskundige, een ervaringsdeskundige dwarslaesie nog wel. Wat ik dáár nou aan zal hebben, is me een raadsel. Het stormt en regent ook nog als ik de afspraak heb, wat mijn tegenzin om naar de Overtoom te gaan maximaal maakt.
Als ik verregend in de wachtkamer zit, komt er een jongen langs met een blik tussen koel en cool, die me even toeknikt en richting de spreekkamers rolt. Twee minuten later komt hij weer terugrollen en geeft me een hand. Nou ja, een knuistje. Reda.
Reda dook een jaar of acht geleden in ondiep water en raakte grotendeels verlamd. Hij trekt zijn wenkbrauwen op als hij ziet dat ik met hem meeloop - "Je hebt nog behoorlijk wat werkende lichaamsfuncties" - maar ik kijk vooral jaloers naar hem. Naar zijn energie, zijn rust, zijn fysieke kracht - hij traint een paar keer per week en is aanvoerder van het Nederlands rolstoelrugbyteam ("Dat stelt niet veel voor hoor, er zijn misschien zestig mensen in Nederland die die sport beoefenen"), naar de mogelijkheden die hij voor zichzelf heeft gecreëerd. Hij kan zijn benen helemaal niet gebruiken en zijn handen en vingers maar een klein beetje, maar hij heeft wel een eigen bus waar hij mee naar die trainingen rijdt, en naar de bioscoop, en waar dan ook heen. Ik voel me een ontzettende tobber bij hem vergeleken.
Intussen voorziet hij me van rolstoeladviezen, die niets hebben van het 'enerzijds, anderzijds' en 'het hangt er van af' van de ergotherapeut. Als ik iets mompel over vaste frames of opvouwbare soorten die misschien makkelijker in de taxi passen, schudt hij zijn hoofd. "Als je kunt kiezen, áltíjd een vast frame nemen. Die zijn gewoon veel beter, mooier en lichter." Maar je eerste stoel is toch nooit wat je zoekt, denkt hij. Pas als je rondrijdt, weet je wat je anders wilt. "Mijn eerste stoel had ik in anderhalf jaar aan gort gereden", zegt hij droogjes. "Hij was gewoon niet bestand tegen een beetje stevig gebruik. Bij deze heb ik het zwaartepunt iets laten verlagen, zodat het kantelpunt wat anders ligt dan normaal. En er zit een stang onder die ik in mijn bus op de bestuurdersplaats kan vastklikken, zodat ik kan autorijden."
Net als de ergotherapeut raadt hij me aan niet zozeer te liegen tegen de beoordelende instanties waar ik eerst langs zal moeten, als wel de waarheid in mijn richting te draaien. Benadrukken dat het heel belangrijk is dat die rolstoel licht is, zodat ik hem ik mijn auto kan tillen, die ik overigens nog niet heb. Dat ik mijn kind naar school wil brengen en dat dat anders niet kan. Dat ik op die manier sociaal kan participeren. "Je moet heel assertief zijn om te krijgen waar je recht op hebt", drukt hij me op het hart.
Dat kan ik wel, assertief zijn. En helemaal na dit gesprek.