Er is een nieuw medicijn, vertelt de neuroloog bij onze halfjaarlijkse afspraak. Nog niet echt op de markt, maar wel bijna. Het is een van de eerste die lijken te werken voor primair progressieve ms'ers, en sommige patiënten gaan er beter van lopen. Zestig of zeventig procent, zegt de neuroloog. Dat is best veel, en de bijwerkingen zijn gering. Ze overlegt binnenkort met de farmaceut of ik het spul al vooruit kan krijgen en zal me direct bellen als ze er meer over weet.
Ik probeer er enthousiast over te worden, maar vertel haar in plaats daarvan dat ik het weer even helemaal gehad heb met het ziekzijn. Mijn wintersomberte, meestal goed voor een dag of wat contemplatie in neergaande spiraal en soms downright chagrijn gaat maar niet over, ook niet nu de dagen lengen. Ik ben moe en lethargisch en heb nergens zin in. Ze stelt voorzichtig voor eens naar een psychiater te gaan, "om te checken of het niet een depressie is". Dat vind ik best, al geloof ik niet dat ik een depressie heb. Anderzijds, ik denk niet eens dat ik een depressie zou herkennen als ik er een tegenkwam, zeker niet als die zich zou vermommen als wintersomberte. Dus ja, doe maar een psychiater.
"Ik vind het heel vervelend", zegt ze nog voorzichtiger, "maar dat kost helaas geld tegenwoordig. Een eigen bijdrage. Ik weet niet of je dat wist." Ja, ik had daar wel over gelezen, maar zie het dan als een maatschappelijke kwestie, en besef niet dat het ook over mij gaat. "Als ik je doorverwijs binnen het ziekenhuis, kost het 200 euro. Als je huisarts je doorverwijst, kost het honderd." Mijn wenkbrauwen gaan omhoog maar ik heb geen zin erover door te vragen. Doe maar die in het ziekenhuis. Die is vast ook twee keer zo goed.
Taxi terug naar huis; de sneeuw houdt mijn Vespa op stal. Ik neem taxi's naar mijn werk, het ziekenhuis en de bioscoop. Verder ga ik eigenlijk nergens heen. Op de bank met een kop hete thee kijk ik naar de marathon op natuurijs, en 's avonds met F. naar de persconferentie waarin aangekondigd wordt dat de Elfstedentocht voorlopig niet doorgaat. Vier verslaggevers van de NOS zijn ter plaatse. F. klaagt dat hij geen schaatsen heeft, terwijl iedereen de hele tijd overal schaatst. Klopt, stom. We waren te laat dit jaar: het was eerst tamelijk warm en F. wilde niet op les op de baan in de kerstvakantie. En toen het eenmaal vroor, kwam het er niet meer van. Ik kijk verlangend naar het zwarte ijs en de lage zon en word er niet vrolijker van.
Op internet vind ik dat maar dertig procent van de patiënten goed reageert op Fampridine, en niet zestig à zeventig procent. "De benodigde tijd om de 7,5 meter af te leggen was bij de mensen die op Fampridine reageerden na een kwartaal vijfentwintig procent korter geworden." Ik geloof dat ik mijn hardloopschoenen nog niet uit het vet hoef te halen.
