De arts aan de VU die het onderzoek begeleidt, is tamelijk jong en knap - van een soort schoonheid van artsen in ziekenhuisseries waar verpleegsters, patiënten en andere artsen verliefd op worden. Hij heeft bruine krullen en blauwe ogen, is lang en slank zonder slungelig te zijn en straalt een rustige, ietwat hautaine autoriteit uit die me direct op mijn zenuwen werkt.
Ik heb er intussen al een lange weg opzitten. Na veel wikken en wegen van voors en tegens en mitsen en maren heb ik besloten aan het Ocrelizumab-onderzoek mee te gaan doen. Na afweging van alle argumenten doe je zoiets toch volkomen intuïtief, ik tenminste: op een dag rijd ik op de scooter naar mijn werk, en bij het tweede stoplicht na het station denk ik ineens: ik ga het gewoon proberen. Toevallig viel die gedachte vrijwel samen met het telefoontje van mijn neuroloog - die ik daarnaar gevraagd had omdat E., mijn kennis met kennis van de farmaceutische industrie, op internet uitgevonden had dat het onderzoek niet alleen in Rotterdam, maar waarschijnlijk ook in Amsterdam zou gaan plaatsvinden - dat de VU inderdaad zou gaan beginnen met dit onderzoek, en dat ik in september een oproep voor een gesprek en screening kon verwachten.
Dat trok me defitief over de streep en zo zit ik dus op dinsdagmiddag voor mijn eerste afspraak in de VU. Heerlijk dat ik niet helemaal naar Rotterdam hoef, heerlijk dat ik niet mijn halve vrienden- en familiekring heb hoeven inschakelen om een breng-en-haal-poule te organiseren. Een flink eind vind ik het op de scooter door de stromende regen evengoed, en natuurlijk ben ik op mijn tandvlees eerst naar het verkeerde gebouw gestrompeld, en natuurlijk is het ín het juiste gebouw nog een flink aantal gangen door, hoekjes om, klapdeuren door en balies langs.
Nu zit ik dan tegenover deze knappe neuroloog en vol verwachting klopt mijn hart.
"Nou, dat onderzoek, tsja", begint hij. "Het gaat misschien niet door. Tenminste niet hier. En waarschijnlijk niet in Nederland. Maar we weten het nog niet zeker." Er volgt een lang verhaal over de ethische commissie die het onderzoek voor Nederland aanvankelijk niet goedkeurde, en later toch weer wel, of zat het toch anders. Uit pure verbijstering volg ik zijn uiteenzetting maar half. Er komt iemand binnen die hem even dringend nodig heeft, waardoor ons gesprek even stilligt en ik me wat kan hernemen. Er is vertraging opgelopen bij de aanvraag van het onderzoek, daar komt het op neer. Op allerlei plaatsen in de wereld is het onderzoek allang van start gegaan - en als het benodigde aantal patiënten is bereikt, is het voor het farmaceutische bedrijf in Basel dat het onderzoek betaalt, niet meer erg belangrijk dat de VU eraan begint, ook al hebben ze daar misschien net een volmaakte proefpersoon binnengekregen. Op de beheerste en wat langzame manier waarop de neuroloog dit allemaal uitlegt, vertelt hij ook dat er nu misschien te weinig tijd is voor de screening van patiënten, want als daar maar een paar maanden voor zijn, gaat het ziekenhuis er zelf niet aan beginnen. Er moet natuurlijk wel een redelijke kans zijn op een redelijke hoeveelheid patiënten, anders is het allemaal te omslachtig. In Rotterdam zijn ze wél van start gegaan, maar daar is, weet hij, tot nu toe niemand door de screening gekomen.
Hij heeft de vraag of het nog zin heeft bij het Zwitserse bedrijf neergelegd, "en dat is nu twee weken geleden, maar ik heb nog niets van ze gehoord", zegt hij, alsof dat bedrijf het allemaal kan helpen. "Ik ga ze deze week nog eens bellen, en dan bel ik je volgende week om je te laten weten hoe het zit."
Daarmee kan ik gaan. Het kan zijn dat ik, als het hier aan de VU niet doorgaat, tóch terug naar Rotterdam wil, om daar aan de trial mee te doen, suggereert hij. "Maar daar moet je wel goed over nadenken", zegt hij bezorgd. "Zo'n onderzoek is heel ingrijpend, en veel mensen hebben moeite zoiets vol te houden, zeker omdat het langere tijd duurt." Ja ja, ik begrijp dat het ingrijpend is. Ik ben er namelijk al maanden over aan het nadenken geweest. "Ik ben natuurlijk heel teleurgesteld", zeg ik ten afscheid. "Dat begrijp ik", antwoordt hij begrijpend, "maar daar kan ik helaas niets aan veranderen."
Op weg naar de stromende regen buiten vraag ik me af waarom hij me eigenlijk heeft laten komen en we dit miserabele gesprekje niet telefonisch hebben gevoerd. Om elkaar beter te leren kennen misschien.