Mijn krant vraagt me of ik een paar dagen mee wil op een reis door Catalunya, en daar dan een stuk over schrijven. Een 'groene cultuurreis' is het, met Art Nouveau en surrealisme, Gaudí en Dalí, en tussendoor wandelingen over klifpaden van de ruige Cabo de Creus. De krant participeert in zo'n reis, die georganiseerd wordt door een reisorganisatie. Er gaat ook een kunsthistoricus mee, om ons de diepere betekenis van het huis van Dalí in Port Lligat uit te leggen, en dat soort dingen meer. En o ja, het moet natuurlijk op zeer korte termijn.
Een artikel over zo'n reis is vaak weinig meer dan een veredelde advertorial dus in beginsel misschien niet zo boeiend om over te schrijven. Maar je kunt er natuurlijk best meer van maken. Ik had een beetje een hekel aan Gaudí, vanwege de ellenlange rijen, de kermis rond alles wat met zijn werk te maken heeft en het hoge Eftelinggehalte van zijn architectuur. Die ronde vormen en die tegeltjes, vreselijk. Maar ik begin een beetje terug te keren van mijn aversie. Die man kon natuurlijk echt wel wat, en hij kan het ook niet helpen dat Park Guëll vergeven is van de verkopers die horloges, tassen en zonnebrillen verkopen, of om het hardst staan te schreeuwen om je naar hun restaurant te lokken - of het restaurant van hun baas, waarschijnlijk.
Maar ja, Quickie moet natuurlijk wel mee op zo'n reis. In het Dalímuseum in Figueres zijn we net geweest, dat was geweldig maar niet gemakkelijk toegankelijk - W. en F. hebben me af en toe geduwd of mijn rolstoel een trap op getild terwijl ik langs de leuning klauterde. En als ik het programma van de reis verder bekijk, zijn het allemaal huizen en musea met trappen en zonder lift, wandelingen over rotsachtige bergpaadjes, en middeleeuwse stadjes waar je verdwaalt in de smalle kronkelige straatjes met steile trappen. 'It is unfortunately impossible to enter the Salvador Dalí House in a wheelchair', staat er op de site van zijn huis in Port Lligat, en zo gaat het bij ongeveer alle programmaonderdelen.
Anderzijds, ik hoef natuurlijk niet op alle wandelingen mee, en al die kathedralen, musea en woonhuizen van kunstenaars zijn ook best de moeite waard als je er maar een stukje van ziet. De zus van W., E., is er zelfs van overtuigd dat het veel leuker is om intussen op een terrasje te gaan zitten slempen, dat je dan veel interessantere mensen ontmoet en een beter stuk kunt schrijven dan als je braaf naar de kunsthistoricus luistert.
Dat is vast waar. Ik meld het dilemma bij de reisorganisatie en begin me lichtjes te verheugen op die terrassen en de gesprekken in het Catalaans die ik ga voeren met jonge lokale toneelschrijvers, oude vrijheidsstrijders en communistische huisvrouwen, die ongetwijfeld allemaal in Cadaqués in de cafés zullen zitten.
Maar de organisatie meldt het af. Ze zien het toch niet zitten met mij en mijn Quickie. Mijn collega bij de krant vindt het kortzichtig van ze; en dat ben ik natuurlijk zeer met hem eens. Er had een prachtig stuk uit kunnen komen, ver buiten de gebaande rotsachtige, kronkelige, steile of geasfalteerde paden.