Zoon F. heeft een paar onnavolgbare vrije dagen, een soort herfstfeest met gepofte kastanjes en zoete aardappelen. In ieder geval heeft hij een vrijdag en een maandag vrij; we huren een auto en gaan naar Tarragona en Valencia. Nooit geweest, nu toch in de buurt, kijkje nemen.
Beide steden zijn geweldig. Tarragona is een klein stadje met een Romeins amphitheater aan zee, zeer oude stadsmuren en veel middeleeuwse gebouwen daarbinnen. Het is hier en daar steil, maar met een regelmatig duwtje goed te doen. We bekijken de kathedraal van binnen en F. zegt dat het volgens hem de eerste keer is dat hij een kerk van binnen ziet. Ik schrik me wild: dat lijkt me een grote fout in zijn opvoeding, maar ik geloof het ook niet helemaal. Ik herinner me de kathedraal van Bologna waar we waren, de Thomaskirche in Leipzig, en zo nog een paar. Misschien was hij toen nog te klein om het zich goed te herinneren. Onze laatste grote reizen waren naar Californië en Indonesië, en daar hebben we niet zo veel kerken bezocht. Maar misschien moeten we gewoon eens op zondag naar een Amsterdamse dienst.
We blijven maar één dagje in Tarragona en rijden dan alweer door naar Valencia. Er is een Romeins aquaduct in de buurt, dat we even willen bekijken. Opmerkelijk genoeg vinden we het, en met veel hulp rol ik een steil zandpad af. Na tien minuten kan ik niet verder, als het echt steil en stenig wordt. W. en F. laten me achter in het zonnetje en wandelen verder naar het aquaduct. Een groepje Amerikaanse toeristen komt langs en vraagt bezorgd of ik ergens hulp bij nodig heb. Nee hoor, ik wacht op een live verslag van het aquaduct.
Dat komt, mét foto's. Ik heb veel gemist, zie ik, maar ik vind het wel prima zo.
Valencia is ook prachtig, zeer oude binnenstad, spectaculaire moderne architectuur, 28 graden, paella aan een strand waar echt mensen op handdoekjes liggen. Het is 3 november.
Het middeleeuwse beursgebouw is natuurlijk niet erg berekend op rolstoelers. Maar na wat vragen blijkt er om de hoek een traplift te zijn waarmee je de treden tot de ingang kunt overbruggen.
Dit soort apparaten kom ik natuurlijk heel vaak tegen, maar ze blijven me benauwen. Ik vind het hartstikke fijn als er zoiets is aangelegd, laat dat duidelijk zijn. Ik kan een prachtig middeleeuws gebouw bekijken wat anders onhaalbaar zou zijn. Of een negentiende-eeuws theater met rare stoepjes en treetjes, of wat dan ook.
Het probleem is dat ze niet veel gebruikt worden, dat de mensen achter de kassa dus vaak niet weten hoe hij precies werkt, dat er altijd weer iemand anders nodig is om het ding in beweging te zetten die er nu nèt niet is, dat ze niet echt kapot zijn maar toch een klapje of een schop op de juiste plaats nodig hebben om te functioneren, of dat er een sleutel nodig is, en waar ligt die ook al weer?
En ze gaan langzaam. Verschrikkelijk langzaam. Ik weet niet goed waarom ik dat zo vervelend vind, maar ik voel me altijd enorm opgelaten als ik vijf minuten op zo'n ding zit dat meer herrie maakt dan een eenvoudige zestienklepper, terwijl er een groepje mensen om me heen staat met de afstandbediening.
Zoon F. is juist heel jaloers op mijn langzame achtbaan. "Ik wou dat ik MS had", vindt hij. "Dan kun je altijd lekker zitten en mag je op van die vette apparaten." Dat verzoent me weer een beetje met mijn lot - dat hij het een vet apparaat vindt, én dat hij géén MS heeft.
