Januari en februari is de tijd van de calçots, een soort grote, jonge lenteuitjes, en overal in Catalunya zijn calçotada's: traditionele feesten waarbij calçots op grote open vuren zwartgeblakerd worden en daarna afgepeld en gegeten met romesco: een goddelijke saus van gedroogde en geweekte paprika's (nyores), amandelen, gepofte tomaten, gepofte knoflook en zo nog wat dingen. W. maakt hem regelmatig, hij is ook heerlijk met sla, vis, aardappelen of gebakken lamskoteletjes, eigenlijk met bijna alles. De beste nueras komen uit Tarragona, en daar hebben we op de markt een keer een hele streng meegenomen. Die hang je dan ergens in de keuken op, en dan maak je wekenlang romesco. Nou ja, ik niet, maar ik geniet er extra van.
We hebben al een keer calçots gegeten met R., de eigenaar van ons huis, in een restaurant, met zijn gezin en wat vrienden. Maar nu ben ik uitgenodigd voor een echte dorps-calçotada, door mijn docent Catalaans en inmiddels vriendin A. Op zondagmiddag, in het dorp waar ze woont, Sant Andreu de Llavaneres, een kilometer of veertig van Barcelona.
Haar zus haalt me op met de auto, die eigenlijk van hun moeder is maar tussen moeder en de twee dochters gedeeld wordt. A. is geboren en getogen in Barcelona maar woont sinds een paar jaar op het dorp met haar vriend, die uit een familie komt die al generaties lang in Llavaneres woont. Langer dan een halve dag verlaat hij het dorp nooit vrijwillig - zijn werk is één dorp verderop en dat gaat net. Verder is hij catalanista en independentista, heb ik gehoord, en is hij bij de mossos, zeg maar de carabinieri van Spanje, wat de combinatie interessant maakt: A. komt zelf uit een Spaanstalige, atheïstische en uiterst linkse familie uit de stad.
Ik ben dus benieuwd naar de politieman/vriend, maar die is er helaas niet bij. Wél zijn er grote houtvuren, buiten op het pleintje voor het dorpshuis. Er staan kratten vol calçots die op een groot rooster, een soort oude beddenspiraal, gelegd worden en dan op het vuur gezet. Smeulen is er niet bij, de vlammen moeten er flink doorheen. Als de uitjes zwartgeblakerd zijn, wordt het rooster van het vuur gehaald - met de blote handen natuurlijk, terwijl het een gloeiend heet metalen rooster is. Werkhandschoenen zijn voor watjes. De calçots worden in kranten gewikkeld en in een krat gelegd, een nieuwe lading gaat op het vuur. Er zijn ook gewone barbecues met houtskool, daar gaan onwaarschijnlijke hoeveelheden worstjes op: chorizos en zwarte butifarras uit de streek. Bloedworst, maar dan echt lekkere.
Natuurlijk zijn de mannen bezig met het vuur en het barbecuën, terwijl een paar vrouwen binnen de romesco maken - voorwaar geen onbelangrijk deel van de calçotada trouwens.
Binnen in het dorpshuis staan lange tafels. Er staan flessen cola en plastic jerrycans met rode wijn op; bij elk bord staat een plastic bekertje romesco. Tussen de borden wordt hier en daar een pak warme calçots leergelegd, die pel je af en het warme, zachte binnerlijk ervan doop je in de romesco. Goddelijk. Met de mannen tegenover me (later blijken ze de burgemeester en de aannemer te zijn) praat ik Catalaans, wat hun verbaasde uitroepen ontlokt en mij met trots vervult.
Je krijgt enorm zwarte handen van het afpellen van de calçots; in het restaurant waar we ze eerder aten lagen dan ook plastic bouwhandschoenen op tafel. Maar die zijn hier niet. Plastic handschoenen zijn helemaal voor watjes.
Volgend jaar kom ik weer.
