F. is aan het eind van de kerstvakantie een paar dagen in Nederland geweest - ons Sinterklaascadeau voor hem, waar hij heel, heel blij mee was. Logeren bij vrienden en familie, met iedereen afspreken die hij al zo lang niet gezien heeft, tosti's en bitterballen eten bij café Thijssen, fietsen in de regen en al die andere dingen doen die hij in Barcelona zo mist.
We hopen dat hij zo wat moed heeft verzameld voor de tweede helft van het jaar op zijn Catalaanse school. Maar als hij terugkomt is hij één hoopje radeloze ellende. Hij wil niet naar school, hij ziet het niet zitten, de taal is te moeilijk, hij leert er niets.
Gedeeltelijk vinden we dat hij maar een beetje door moet zetten: hij spreekt de taal veel beter dan hij zegt dat hij doet, hij moet nu eenmaal naar school, hij zou wat meer motivatie kunnen tonen, etcetera. Maar de ochtenden dat hij niet naar school wil rijgen zich aaneen, en ook als we hem weten te overtuigen dat hij vandaag écht moet gaan, zijn er 's morgens, 's middags en 's avonds woorden, woede, tranen. Die zijn niet gespeeld, en ook niet die van een lui, verwend prinsje.
In november hebben we al eens met hem besproken dat we misschien naar een andere school moeten kijken. Dat wilde hij toen pertinent niet ("Dan moet ik wéér aan iedereen wennen!"), maar we geloven dat het nu noodzakelijk is. We zetten onze eigen vooroordelen over elitaire internationale scholen met diplomatenkinderen opzij en bellen een paar Amerikaanse scholen. Op één ervan is eventueel wel plaats in zijn klas; we gaan er direct praten.
The American School of Barcelona is in alle opzichten zoals je je zo'n school voorstelt. Hij ligt in een Aerdenhout-achtig dorp tegen de stad aan, half op de heuvels. Er staat een hoge muur omheen, er zijn systeemplafonnetjes, er hangt een foto van Obama in de hal, er is een ruimte kantine waar Catalaanse dames met witte jassen en kapjes over hun haar de lunch bereiden. Vanaf de sportvelden om de school heen (basket courts natuurlijk en voetbalvelden met kunstgras) kun je in de verte de zee zien.
De head of admissions vertelt wat over de school en vraagt naar F., wat voor soort leerling hij is, of hij enige vorm van leerproblemen heeft gehad in het verleden en waarom we nu, in januari, willen veranderen. We vertellen, en ook de principle van de primairy school komt erbij. Ze lijken ons heel aardig, de school lijkt ons prima, er is plaats in zijn klas en ze zien eigenlijk geen bezwaren. Hij zou direct kunnen beginnen (als we tenminste eerst het equivalent van een modaal Barcelonees jaarsalaris overmaken). Er is één mits, dat is zijn Engels. Hoe het daarmee gesteld is, vragen ze serieus. Leerlingen kunnen alleen halverwege het jaar instromen als ze de lessen zonder problemen kunnen volgen.
We kijken elkaar aan. God, hoe is zijn Engels? Hij heeft op zijn vorige school een beetje les gehad, maar wat dat voorstelt? Geen idee. Engelstalig onderwijs heeft hij natuurlijk nooit gevolgd. Gamen, ja, dat gaat altijd in het Engels, en hij volgt ook een paar YouTube-community's en discussiegroepen. We geloven dat hij daarin ook altijd in het Engels communiceert, maar om eerlijk de waarheid te zeggen, echt zicht hebben we daar niet op, bekennen we schuldbewust.
De volgende dag moet hij een test komen doen, waarvoor hij gemakkelijk slaagt. Is dat computeren toch nog ergens goed voor. Maandag kan hij beginnen.
