In de paasvakantie rijden we met een huurauto naar de Franse Pyreneeën, waar mijn oom en zijn (Franse) vrouw wonen in het plaatsje met de welluidende naam Castelnau-Picampeau. Ze hebben daar een terrein van vele hectaren, gîtes, een zwembad, een spa met sauna en bubbelbad, en heel veel dieren.
Ik ben er al eens geweest, toen had mijn oom bij een drogist een rolstoel voor me gehuurd. Nu ben ik met mijn eigen Quickie, wat zowel een vooruitgang als een achteruitgang te noemen is.
Van de dieren zijn er een boel weg of dood. De ganzen zijn er niet meer, die gaven toch erg veel overlast. Opeten doet mijn oom ze niet; hoewel hij in Nederland weleens met vrienden ging jagen en sowieso niet vies is van een heerlijk patrijzenboutje of ganzenlever (de specialiteit van de streek hier) en het ook niet erg vindt als ze op de plaatselijke markt hier levend onder de snelbinders gaan. Maar je eigen dieren, die eet je niet, vindt hij, en wat heb je dan eigenlijk aan ganzen? Wel zijn er nog steeds kippen, daar kun je tenminste nog de eieren van eten.
Van de zeven honden zijn er nog drie over: ze zijn weggelopen of doodgegaan. Ook de kat Charlie, die al bijna twintig was en die ik nog uit Amsterdam kende, is dood: aangevallen door een van de honden, Goliath, de macho van het stel. De kippen, zo legt mijn oom uit, zoeken bescherming bij de honden, maar dat kost ze ook eens in het jaar een leven. Dat is de prijs voor bescherming: een interessant groepsproces, dat misschien wel wat doet denken aan de tijd dat mijn oom een paar cafés op de Amsterdamse Wallen had.
Toeristen weten Castelnau zelden te vinden, wat misschien logisch is (de echte bergen zijn nog drie kwartier rijden, net als Toulouse) maar erg jammer: de gîtes zijn heel fijn, er is een grote keuken, hangmatten en een plek waar je overdekt buiten kunt eten en barbecuën. Mijn oom zorgt voor wijn, water en bier bij aankomst, en desgevraagd voor croissantjes in de morgen en maaltijden als het zo uitkomt. De omgeving is rustig, landelijk en prachtig. Je kunt er vast heel mooi wandelen; dassen, reeën en roofvogels zien en met gevaar voor eigen leven op de smalle weggetjes fietsen. www.maillelevant.fr
Op donderdag belt het Erasmus ziekenhuis me op. Ik ben al een paar weken geleden gestopt met de Baclofeno (dat spotgoedkope medicijn dat behalve bij MS ook ingezet wordt tegen alcoholverslaving zoals ik laatst las, en nu ook tegen GHB-verslaving. Een soort Haarlemmerolie dus). Hoe het gaat, vraagt ze - nou, een beetje hetzelfde - en of ik een nieuw medicijn wil proberen tegen die verkrampingen die ik steeds heb in mijn benen. Dat wil ik wel, ze kan met het recept faxen, en ik ben trouwens volgende week bij hen in Rotterdam.
Of ik het niet direct vandaag kan halen, vraagt ze. Ik kijk naar de heuvels, de blauwe lucht, het zwembad en de kippen, vertel haar dat ik in een dorpje in de Pyreneeën zit waar de dichtstbijzijnde supermarkt een half uur rijden is, en dat volgende week me vroeg genoeg lijkt. Vanwaar die haast ineens? Ze vraagt me toch met klem die medicijnen zo snel mogelijk te halen en ermee te beginnen. Nou goed. Op vrijdag rijden we dwars door de bergen terug naar Barcelona, maar op Goede Vrijdag zijn de apotheken hier dicht. Op zaterdag kunnen we het halen, Sirdalud heet het, en het kost weer zo weinig dat ik de bon laat zitten.
