Erg leuk zijn mijn bezoeken aan het Erasmus natuurlijk nooit, maar ik weet langzamerhand wat ik kan verwachten. Algemeen en neurologisch onderzoek van de neurologen in opleiding, 7,5 meter hardlopen in de gang onder coaching van een verpleegkundige, getallen bij elkaar optellen, pionnetjes in gaatjes zetten, en dan aan het infuus. Zakje Prednizolon, even spoelen, zakje Tavegil, even wachten, en dan de Ocrelizumab. In het begin zit ik nog een beetje te lezen of in dit geval Lane Splitter op mijn telefoon te spelen - een uitermate verslavend racespelletje dat F. ooit heeft geïnstalleerd en dat ik nu heb herontdekt. Een beetje genant vind ik het wel, gespannen met mijn telefoon te zitten bewegen in een zaal vol mensen aan infusen, maar het weerhoudt me toch niet. Ik heb zelfs een oplader meegenomen omdat zo'n spelletje altijd batterij vreet.
Vandaag is er maar één verpleegkundige op de afdeling. J. komt uit de buurt van Rotterdam, woont op het dorp, heeft twee zoontjes en werkt al een jaar of vijfentwintig in dit ziekenhuis. Ze heeft vandaag een stuk of tien mensen zoals ik onder haar hoede, met infusen en zakjes medicijnen in een volgorde die zeer nauw luistert, met tussenpozen of juist niet. Die mensen moeten allemaal kopjes thee, koffie en soep, boterhammen en warme maaltijden hebben, hun bloeddruk en temperatuur moeten gemeten (bij mij elk kwartier), hun zakjes medicijnen gewisseld. Infuuspalen beginnen af en toe te piepen, dan verricht ze wat onbegrijpelijke handelingen en gaat het weer goed. Als het moet volgt ze je tot op de wc: daar ging mijn infuus een keer piepen, en toen stond ze buiten op me te wachten.
Alles moet nauwgezet geregistreerd worden, en als het misgaat, zoals bij mij weleens gebeurde, moeten er protocollen gevolgd, dokters gebeld, infusen afgekoppeld - bij iedereen iets anders natuurlijk. Soms hebben patiënten een crisis en hebben ze een luisterend oor nodig. Dat heb ik een paar keer meegemaakt en ik vind het onvoorstelbaar met hoeveel zorg en aandacht J. dan een gesprek voert, met respect voor ieders privacy ook. Zo'n situatie kan voor iemand met een crisis óf voor alle andere mensen in de zaal best lastig zijn, maar zoals J. dat doet, is het dat toch niet.
Intussen heeft ze een vet Rotterdams accent, maakt de hele tijd licht-flauwe grappen en als je een grap terugmaakt, heeft ze altijd, maar dan ook altijd een opmerking terug. Door J. wordt mijn dag Erasmus altijd ook best een gezellig dagje, en dat is een prestatie met de serie doorzichtige zakjes opgelost rattengif die aan mijn infuuspaal hangen.
Exact vijftig minuten nadat ik de Tavegil toegediend heb gekregen, val ik ineens om van de slaap en lig alleen nog maar een beetje te hangen in mijn luie stoel. Ik kan geen kilometer meer tussen rijen auto's door slalommen, laat staan dat ik onderweg nog wat magneten of muntjes meeneem. Het gaat altijd zo; J. en ik kijken er niet meer van op.
Als we van start gaan met de Ocrelizumab, heb ik een uur en vijf minuten voor ik keelpijn begin te krijgen. Ook daarvan kijken we niet meer op. 'Ik zat er eigenlijk al op te wachten, Sofie', zegt J. laconiek en gaat de dokter bellen. De gebruikelijke procedure volgt: medicijn afkoppelen, even wachten, op halve kracht opnieuw beginnen, dan geleidelijk de dosis weer ophogen. Ik blijf heel moe en slaperig maar weet ook dat dat straks weer wegtrekt.
Taxi Roy komt me om half zes halen en ik suf achterin de verlengde BMW door de files heen naar Amsterdam. Ik speel weer een klein beetje Lane Splitter en moet bij het besturen van mijn virtuele motor rekening houden met de bewegingen van de echte auto. Een uitdagende handicap.
Als ik de volgende avond terugvlieg naar Barcelona is de roos verwelkt. Sant-Jordirozen zijn prachtig, maar ze gaan maar één dag mee.
