Vandaag de Stasibunker in Machern bezocht, een kilometer of twintig ten oosten van Leipzig. Die is één weekend per maand open, zaterdag en zondag van 13:00 tot 16:00 uur. Ik heb TomTom ingesteld op Werner, in het kader van mijn inburgering: “Nach 400 Metern, biegen Sie rechts ab”. Ik verdwaal prompt in een soort vakantiehuisjes- / volkstuinenpark. Net als ik wil terugkeren naar Bram of Eva, merk ik dat ik helemaal niet verdwaald ben. De bunker, begin jaren ’70 gebouwd om de top van de Stasi in geval van een aanval te kunnen laten overleven en functioneren, moest onzichtbaar zijn voor de rest van de wereld. Vandaar vakantiepark, en een bord ‘Zugang verboten, Wasserschutzgebied’ bij de ingang. “Viel Spaß!”, wensen de mensen die voor hun huisje zitten en me de weg naar de bunker wijzen, me vriendelijk toe.
Volstrekt beklemmend terrein en gebouwen natuurlijk, boven- en ondergronds, smalle gangen, lage plafonds, stapelbedden, een ton voor de fecaliën, typmachines, een luchtzuiveringsinstallatie die in geval van stroomuitval met een soort hometrainer kon worden aangedreven, en veel, heel veel communicatiemiddelen. Je moet er niet aan denken tot de Stasitop te behoren en in geval van een gifgasaanval met honderd man in die bunker het land te moeten redden.
De jongen die de rondleiding geeft, vertelt er niet zonder humor over. “Dit was de douche, ofwel de reinigingsinrichting. Natuurlijk was precies vastgelegd in welke volgorde de Genossen welk deel van hun lichaam moesten reinigen, hoe en hoe lang.” De bezoekers, bijna uitsluitend oudere Duitsers, moeten er steeds erg om lachen, alsof het om een heel vreemd, ver volk gaat, met bizarre gebruiken. En het is pas twintig jaar geleden! Ik durf ze er niet naar te vragen, of ze uit het oosten komen en zo ja, hoe ze die tijd zijn doorgekomen. De DDR-tijd, daar moet je je als Oost-Duitser op de een of andere manier toe verhouden, en deze mild-humoristische antropologisch blik is denk ik redelijk geschikt daarvoor.
In een totaal andere DDR kom je terecht als je Museum Zeitreise DDR vlakbij Dresden inwandelt. Wel veel informatie over Mielke, Honecker, afluisterpraktijken en Schießbefehl, maar vooral veel uniformen, schoolboeken, speelgoed, stofzuigers en Trabi’s, alles in vrolijke jaren-'60-kleuren. “Es war nicht alles schlecht!” roepen ze je van alle kanten toe. Nee, we hadden ook mooie dingen, FDJ-kampen in het bos, met leuke uniformen, en tijdschriften met breimode.
Het is een beetje Goodbye Lenin tegenover Das Leben der Anderen. De DDR als dicatatuur, waar iedereen door iedereen afgeluisterd kon worden, of de DDR als plek waar de mensen nog aardig waren tegen elkaar en waar alles goed geregeld was. We hadden niet veel, maar we hadden allemaal niet veel, en we hadden tenminste werk en eten. En soms een Trabant, als je er maar lang genoeg op had gewacht en de buurman niet dat doorverteld dat je in het café op de Stasi had zitten foeteren.
Die Trabantjes zíjn ook schattig, en je wordt bepaald niet vrolijk van de hoeveelheid McDonalds’s en Burger Kings die je tussen Leipzig en Dresden tegenkomt. Maar om aan te tonen dat het kapitalisme in zijn uiterste vorm niet deugt (en misschien ook wel zijn langste tijd gehad heeft), zou je toch met iets beters moeten kunnen komen dan Ampelmannetjes en Spreewaldgurken?
Drieduizend stappen te veel gezet vandaag; met Werner naar de Dresdner Altstadt getuft om Schweinebraten met Knödel te eten, wankelend mijn hotel in een onvervalst DDR-Hochhaus opgezocht
.