Een van de weinige middeleeuwse kerken van Leipzig die de bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd, de Paulinerkerk aan het Augustusplatz, heeft de DDR-tijd niet weten te doorstaan. In 1968 werd de vijftiende-eeuwse kerk op last van de autoriteiten onceremonieel opgeblazen, om er een universiteitsgebouw neer te kunnen zetten dat 'beter paste bij de tegenwoordige tijd'.
< Paulinerkerk op een prent van rond 1910
Paulinerkerk opgeblazen, 30 mei 1968 >
Dat werd dus dit (zie onder). Of het beter paste bij de tegenwoordige tijd, daarover viel misschien nog te twisten, maar het moedwillig vernietigen van een gebouw met zoveel geschiedenis, een kerk waar Luther nog had gepreekt en Bach orgel gespeeld, in een stad met zoveel historie waar toch al zo veel van kapot was, raakte de inwoners in hun ziel. (Er zijn tientallen stukken over geschreven, zie bijvoorbeeld het artikel in Die Welt, 29 mei 2008: '1968. Als Walter Ulbricht eine Kirche sprengen ließ'.)
En natuurlijk werd de gevel van dat doelmatig en pragmatisch uitgevoerde universiteitsgebouw passend gedecoreerd, met een gigantische reliëf van Karl Marx, zes meter hoog, vijftien meter breed, 33.000 kilo brons, uitgevoerd door kunstenaars Klaus Schwabe, Frank Ruddigkeit en Rolf Kuhrt. 'Aufbruch' heet het, wat 'Opkomst' betekent, maar opmerkelijk genoeg ook 'het opbreken', of 'Plaats waar iets is opgebroken'.
In 2004 werd besloten dit inmiddels alweer verouderde universiteitsgebouw af te breken en te vervangen door een nieuw. Hevige discussies natuurlijk: moest de oude Paulinerkerk weer opgebouwd worden, en hoe dan, was dat niet een raar soort regressief gedrag en zou het niet een suikertaart worden.
Er kwam een prijsvraag die gewonnen werd door de Nederlandse architect Erick van Egeraat, met een ontwerp (zie rechts) waarin wel de vorm van de oude kerk terugkomt, maar dan met veel staal en gekleurd glas. Opnieuw discussies, want lang niet iedereen was het eens met deze keuze. Maar het besluit was genomen en Van Egeraat ging aan de slag.
Maar, de grote vraag was: wat doen we met Marx?
Wat moest de stad met dat gigantische bronzen reliëf? Weggooien werd toch wat bezwaarlijk gevonden. Marx had de Paulinerkerk niet afgebroken, dat had Walter Ulbricht gedaan. En Marx had de DDR niet bedacht, en de sociaal-realistische beeldhouwkunst. En dat reliëf, lelijk als het door velen werd gevonden, was óók weer een historisch document, een monument dat bescherming verdiende. Niet alles wat DDR was, moest op de mesthoop, daar waren vriend en vijand het langzamerhand wel over eens. Maar moest het opgenomen worden in het nieuwe ontwerp van Van Egeraat? Daar waren ook bezwaren tegen, niet in de laatste plaats van Van Egeraat zelf.
Na veel vijven en zessen werd besloten het ding inderdaad niet weg te gooien, maar het ook niet voor de gevel van het nieuwe gebouw te laten staan. Het zou verplaatst worden en bij een ander complex van de universiteit geplaatst. Dat klonk nog wel aardig, maar het kwam er toch op neer dat het ding zéér onceremonieel op een veldje tussen een paar universiteitsgebouwen aan de rand van de stad werd neergezet. Nou, niet helemaal aan de rand. Maar een opvallende plaats is anders. (Zie o.a. het artikel 'Viel Knatsch um Marx', 28 februari 2008 in der Spiegel.)
Intussen was het kantoor van Van Egeraat begin 2009 failliet gegaan, waardoor de uitvoering ineens weer volledig op losse schroeven kwam te staan. Slepende procedures, vertraging, tijdelijke stop van de bouw, juridisch gedoe over de auteursrechten op het half uitgevoerde ontwerp, opnieuw stemmen om de oude kerk te herbouwen. Het complex staat nog steeds in de steigers en lijkt nog lang niet op het gelikte ontwerp, maar de geschillen zijn inmiddels min of meer bijgelegd, Van Egeraat blijft als adviserend architect betrokken en de werkzaamheden zullen binnenkort voortgezet worden.
De steigers op het Augustusplatz (zie afbeelding links), daar kom ik elke dag langs. Maar dat monument van Marx, dat wilde ik natuurlijk ook zien, en dat is niet zo gemakkelijk. Je moet uitstappen bij halte Sportforum, had ik gehoord, en daar is het dan ergens. Het Sportforum is vlakbij mijn huis, één halte met de tram, dus ik dacht dat stukje even te wandelen. En daar ging ik dus helemaal de fout in: één halte, en dan nog moeten zoeken, dat moet je niet willen wandelen als je op duizend stappen zit. Dat heb ik al honderd keer meegemaakt, en ik trap er steeds weer in. Eén halte de tram nemen, dat dóe je gewoon niet.
Met Felix (hij had stampvoetend geroepen dat hij onder geen voorwaarde naar een monument wilde, maar in het kader van een stukje cultuurgeschiedenis naar de jeugd toe, vond ik dat het moest) en een voetbal op pad, een beetje heen en weer passend op zoek naar Marx. Nergens te vinden. Wel veel park en ruimte om te ballen. Voor het eerst ben ik, tijdens het voetballen, zéér onceremonieel omgevallen. Het is, met mijn soort ms, ook wel de grenzen tarten: balanceren op één been en dan een bal aannemen en terugschieten. Dat gaat gewoon niet meer. Maar waarom sta ik daar elkeer zo verbaasd van te kijken? Ik schijn er zelfs een selectief geheugen voor te ontwikkelen, want sommige mensen beweren dat ik een paar jaar geleden, toen ik pas net ms had, óók wel eens omviel. Echt waar? Ik kan me er niets van herinneren.
Een straatveger verwees ons naar de overkant van de Jahnallee. Daar was het Institut für Gehirnforschung en er stonden wat beelden van naakten in sportieve houdingen. Achter het gebouw een grote bouwput, niemand te zien behalve een eenzame jogger. Die ging erbij stilstaan, krabde zich op het hoofd, maar geen idee. Monument voor Marx, híer? Ze keek vertwijfeld rond naar de half afgebroken gebouwen en de tent die als mensa dienst deed, en ik kon haar geen ongelijk geven.
Gevonden heb ik het uiteindelijk wel. Het is inderdaad groot, zeer groot. Er staat een bordje bij om de 'historische context van het monument' te verduidelijken. Dat is daar wel nodig.
Ik kon intussen geen stap meer zetten. Ik heb zelfs gezocht naar een taxi en toen die zich niet aandiende ben die ene halte met de tram teruggegaan. En liep die laatste tweehonderd stappen zwalkend naar mijn huisje terug. Een nederlaag, verschrikkelijk! Waarom bedenk ik dat niet van te voren!?
Voetballen, daar kon ik altijd al weinig van, maar daar had ik nu een goede smoes voor. Met Felix kon ik me voorlopig nog wel meten, maar dat is natuurlijk ook zonder ms een kwestie van tijd. Als het goed is, kan je zoon op zijn tiende met een heleboel dingen van je winnen. Ik moet gaan tafelvoetballen, óók een mooie sport al vrees ik dat ik daar evenmin veel talent voor heb. Maar hopelijk houd ik daarmee iets langer uit.
< Scène uit 'Absolute Giganten' (1999), met afstand de coolste tafelvoetbalscène uit de geschiedenis van de speelfilm.