Voor ik vandaag het Traject in ga, wil ik nog bij de kapper langs. Donderdagmorgen half tien, dan is het daar uitgestorven, op een slaperig uitziende jongen na in een verwassen, te groot shirt, die af en toe de telefoon opneemt. En een frisgewassen meisje, netjes opgemaakt en met een strik in haar knallend rozerood geverfde haar, die mij gaat knippen. Hoe het komt weet ik niet, maar het is altijd zo bij kappers, dat de jongens er zo slonzig mogelijk uitzien, en de meisjes, zelfs al lijken ze minstens zo slonzig, een zorgvuldig bestudeerde en netjes in model geföhnde slonzigheid over zich hebben. Het zal wel een dresscode zijn.
Bij mijn kapper hoef je maar twee treden af naar het washok, maar dat zijn wel twee moeilijke treden, zonder leuning, dus ik houd me even vast aan het frisgewassen meisje. Wat heb je aan je been, vraagt ze natuurlijk direct, in de veronderstelling dat ik iets zal vertellen over een bij het hockeyen verstuikte enkel. Niet, helaas. Het is een conversatie die ik wel vaker heb gevoerd en nog veel vaker zal voeren, en die ik vergeefs luchtig probeer te houden. De slaperige jongen drentelt om ons heen en belooft 'koffie' voor me te zullen 'zetten', wat betekent dat hij een bekertje inferieure drab voor me uit een automaat haalt. "Het is niet zo lekker hè? Nee, dat dacht ik al." Hij kijkt er oprecht bezorgd bij.
Het frisgewassen meisje gaat knippen, de slaperige jongen blijft drentelen. "Had je het net over ms", barst hij dan opeens via de spiegel los. "Hoe lang heb je dat al, en heb je er veel last van?" Ik vertel het een en ander en vraag dan of hij soms iemand kent met dezelfde ziekte. Dat is altijd zo, als mensen er op die manier iets over zeggen. "Ja, mijn moeder. Ze heeft het al twintig jaar. Dus ik weet eigenlijk niet beter." Op zo'n moment, al staat mijn hoofd er totaal niet naar, kan ik niet anders dan me intens verbonden voelen met die ontzettend jonge jongen die er absoluut niet meer slaperig uitziet. Ik zou het liefst met hem naar het café gaan, om lekkere koffie te drinken, zijn verhalen aan te horen en hem te vertellen dat ik óók een zoon heb, die over tien jaar waarschijnlijk óók zegt dat hij niet anders gewend is.
Maar dat doe ik natuurlijk niet. Ik kijk hem maar eens heel vriendelijk aan en ik vraag me af waar dit gesprek heen moet. Heeft je moeder er veel last van, vraag ik. Nou, eigenlijk niet, want ze staat heel positief in het leven, vindt hij. Maar ze kan niet meer goed lopen, haar handen trillen en ze vergeet vaak dingen, vertelt hij. En ze kijkt scheel. Maar wat me wel opvalt, zegt hij met overtuiging, is dat ze zoveel levenslust heeft. "Dat zie ik heel vaak bij mensen met ms."
Intussen galmen de woorden 'trillen', 'vergeet dingen' en 'scheel' nog in mijn hoofd. Het frisgewassen meisje begint gelukkig over de vakantie, of ik nog weg ben geweest, of plannen heb. Zomer of winter, dat is altijd een goede vraag bij de kapper.