Het bedrijf met de welluidende naam Beenhakker dat mijn rolstoel gaat leveren, belt voor een afspraak. Ze kunnen bij mij langskomen, meldt de dame aan de telefoon, maar dan kunnen ze maar twee rolstoelen meenemen. Als ik bij hen langs kan komen, zou dat beter zijn, want dan kan ik meer verschillende merken, soorten en uitvoeringen bekijken. Ik kom graag bij ze langs; het is in Amsterdam, weliswaar aan de andere kant van de stad, maar dat is op de scooter geen probleem. Bij de ergotherapeut, waar ik inmiddels een paar keer geweest ben, heb ik ook twee rolstoelen geprobeerd, en dat is wel erg globaal. Langzamerhand begin ik over de drempel te kruipen en ben nu toe aan een mooie winkel met een uitgebreide sortering, glimmende folders en medewerkers die precies weten wat er op de markt is. Beenhakker dus.
Op een dinsdagmorgen reis ik dus af naar de Willem Fenengaweg, een half uurtje scooteren bij mij vandaan. Als ik in de buurt kom, kijk ik nog eens op mijn telefoon, maar ik lijk echt goed te rijden. Ik hobbel langzaam over een soort bedrijventerrein van de meest aftandse soort, ingeklemd tussen metro, snelweg, afrit en Amstel. Er staat een gebouwtje dat er weinig uitnodigend uitziet, maar er staat wel 'Beenhakker' op, dus dat moet het toch zijn. Aan de buitenkant te zien zullen hier vrees ik weinig glimmende folders te halen zijn.
De hele omgeving maakt een volslagen desolate indruk: er loopt niemand op straat, er rijdt zelfs geen auto. En bij Beenhakker is de deur dicht. Ik bel een paar keer aan, loop om het gebouwtje heen en maak wat foto's. In de verte zie ik iemand in een rolstoel aankomen. Het is een surrealistisch beeld in die lege straat maar ik neem aan dat hij hier ook moet zijn. Samen zullen we wel een manier vinden om binnen te komen.
Ik bel op, en na vijf minuten komt er een stevige vrouw van een jaar of vijftig met rode wangen en blonde krullen opendoen. Ze is behoorlijk in paniek als ze twee klanten voor de deur ziet staan, put zich uit in verontschuldigingen, denkt dat we bij elkaar horen, vraagt met wie we een afspraak hebben, rent een trap op om koffie voor ons te halen die speciaal voor deze omgeving lijkt ontwikkeld, zet me aan een tafel, rent weer naar boven om wat mappen te halen en gaat dan tegenover me zitten. Ik heb een afspraak met haar. Irene.
... wordt vervolgd ...
