Mijn tweede stukje, over Vollzeitaktivistin Hanna Poddig, stond gisteren in de Leipziger. Hèhè, ik ben een maand verder en ik zit bijna aan de duizend gepubliceerde woorden. Wel had ik de eer dat mijn stukje in de ochtendvergadering zwaar gefoeter opleverde. Iets over werkschuw tuig dat opgesloten moest worden. Daar werd ik dan weer niet mee bedoeld, helaas.
Die ochtendvergadering, daar moet ik ook nog eens een foto van maken, als ik durf. De Hoofdredacteur zit aan het Hoofd van de tafel, zijn adjudanten links en rechts van hem, en steeds verder weg zitten steeds minder belangrijke mensen. Soms mogen ook Praktikanten, Volontäre en Gastredakteure als ik aanschuiven, helemaal aan het eind van de tafel.
Vandaag verder met een stuk over een toonkunstfestival; ik bezocht al een naar verf ruikend muurtje in het park met gaten erin en luidsprekers waar volgens mij geen geluid uitkwam. Of ik snapte niet hoe ik het aan moest zetten. Of ik snapte de Bedoeling van de Kunstenaar niet.
Onduidelijke kunst, een kolfje naar mijn hand.
