Gisteren met de elektrische fiets F. naar school gebracht. Was geen succes: ijzig koud, gladde straatjes, sneeuwvlokken in mijn gezicht. "Maar het is wel mooi, hè mama." Ja, dat is het.
Vanmorgen te koud en vooral te glad voor de scooter naar mijn werk, fiets vind ik te ver; opnieuw met Connexxion Aanvullend Openbaar vervoer. Geen busje dit keer, maar een klein snel auto'tje. 8:30 besteld, 8:45 voor de deur. Da's binnen de marge. Volkskrant ligt dan nog niet in de bus, wat ver buiten de marge is.
Voorin de auto zit al iemand, een oudere dame met een nep-bontmuts, die naar de Marnixkade moet. Een zwijgzame Marokkaanse jongen achter het stuur, dunne blauwe trui met capuchon. Hij heeft de verwarming hoog opgestookt en luistert naar radio 1, wat ik nog niet eerder heb meegemaakt in het busje. Hij houdt er een stevig tempo in, maar kan vanaf de Nassaukade de Marnixstraat niet in. Opgebroken. Hij zit nog te puzzelen hoe hij beste om kan rijden, maar de dame met de nepbontmuts wimpelt het af. "Ik stap hier wel uit". "Echt?", vraagt hij nog. "Ja hoor, ik glibber wel naar huis." Hij remt op de volledig met platgetrapte bevroren sneeuw bedekte stoep. Ze schuifelt voorzichtig over de brug.
Verder over de Prins Hendrikkade, richting Zeedijk. De Geldersekade kun je tegenwoordig ook niet meer in vanaf die kant, is eenrichtingverkeer geworden. Kruipdoor-sluipdoor, dwars door de oude stad. Op de Zeedijk stopt hij, achter een lossende bus, en belt vanuit de auto om te melden dat hij er is.
We wachten. Hij schakelt over naar BNR. Ik tuur naar het bovenhuis: onwaarschijnlijk dat je daar kunt wonen als je slecht ter been bent. Maar er komen twee oudere dames uit een voordeur, een met een soort Laplandse muts met van die flappen opzij, de ander alleen met rode oren. Ze schuifelen naar de auto. "Ja, we hebben een traplift. En dat duurt altijd een beetje langer."
Zulke mensen stonden waarschijnlijk vóór mij op de wachtlijst, toen ik mijn huis kreeg. Er stonden wel zeven mensen hoger dan ik, en ik kon me niet voorstellen dat je zo'n geweldig, groot, fijn, goedkoop huis met balkon en lift, niet zou willen hebben. "Sommige mensen willen gewoon heel graag in hun eigen buurt blijven wonen", zei de dame van de woningbouwvereniging toen. Die laten dus liever een trapliftje bouwen naar hun kleine en totaal onhandige etage aan de Zeedijk, zonder buitenruimte. Dat ontroert me ineens mateloos.
De mevrouw zonder muts voorin is zwijgzaam, de dame met de Laplandse muts naast mij zegt af en toe iets. Soms tegen mij, soms tegen haar vriendin, of zus - soms is het ook niet helemaal duidelijk tegen wie ze praat. Ze gaan zo naar West, naar het Leger des Heils. Wat ze daar gaan doen, durf ik natuurlijk niet te vragen. Maar ze gaan zingen, zegt ze later. Kerstliederen.
Ze vertelt ook, aan niemand in het bijzonder, dat ze vroeger Marietje heette, maar dat de leraar op school dat te lang vond. Toen werd het Rietje. "In die tijd durfden je ouders daar nog niets van te zeggen. En zelf durfde je het al helemaal niet." Ze had altijd wel gehoopt dat het nog eens Maria zou worden. Maar dat was nooit gebeurd. "Ach, en ik ben nu al zo lang gewend aan Riet."
Om half tien ben ik op mijn werk.