Mijn oom in Frankrijk blijkt een erg leuke Franse vrouw te hebben en bovendien 23 hectare grond met uitzicht, zeven honden, een pony, twee ganzen, een stuk of wat kippen, een haan en een kat die ik nog van jaren terug uit Amsterdam herken. Hij drinkt nog steeds veel en erg lekkere wijn, maar hij rookt niet meer, wat ik een enorme prestatie vind na veertig jaar filterloze Gauloises. Gek genoeg weet hij niet meer dat ik zo'n vijf jaar voor en met hem gewerkt heb, in zijn Amsterdamse hotel, waar ik als student bijkluste als ontbijtserveerster en nachtportier. Da's de Korsakov, vermoedt hij.
Natuurlijk heeft hij tóch een rolstoel voor me georganiseerd, en een heel ouderwetse stok, zo een waar mijn grootvader vroeger mee wandelde. Tussen het huisje, het zwembad, de vijgenboom en de hangmat gebruik ik die niet, maar misschien maken we nog een uitstapje.
Dat doen we na een paar dagen inderdaad: we rijden naar Mas d'Azil, waar prehistorische grotten zijn met grotschilderingen, nou ja, echt zo'n Frans uitstapje. Mijn oom, bijna twee meter lang, moet diep bukken om mij te duwen, over zanderige grindpaadjes met voortdurend hobbels waar ik even uit moet stappen. Er stroomt een mooi riviertje en er is een geweldig grote grot waar de weg doorheengaat. Maar er is ook een uitnodigend grasveld, met een paar bomen en schaduw, ik heb 'Uit de suiker in de tabak' van P.A. Daum uit mijn ooms boekenkast bij me en het lijkt me heerlijk om in het gras te liggen lezen terwijl de rest van het gezelschap de grotten ingaat en het museumpje bekijkt.
Maar zo makkelijk gaat dat niet. "Ik duw je gewoon hoor", zegt mijn oom, "er loopt een weggetje langs de rivier". Dat weggetje is erg smal, zanderig en hobbelig, en het wordt na honderd meter toch te steil voor een rolstoel. Ik verzeker mijn oom dat ik heel graag een uurtje doorbreng op het grasveld met mijn boek, maar hij wil er niet van weten. "We gaan langs de weg, daar loopt een stoep langs. Dat kan echt hoor, ik ken het hier." En terug gaat het weer, nu omhoog over het hobbelige paadje, even uitstappen en dan de stoep op, langs de weg door de grot. Mijn oom hijgt en puft, en ik vraag me af wie hier nu wie een plezier doet, en waarmee.
Het museum en de grotten zijn dicht, gelukkig, want hij had me desnoods op zijn rug genomen.