Er draait een film in De Balie waar mijn zusje aan gewerkt heeft: 'Poule des doods'. Jaarlijks overlijden in Amsterdam vijftien tot twintig mensen die geen enkele nabestaande hebben en voor wie niemand een begrafenis organiseert en begeleidt. Illegalen, onduidelijke drugsdealers, mensen die ergens dood gevonden worden zonder enig teken van hun identiteit bij zich, zonderlingen die zich opsloten in hun woning en jarenlang elk contact met hun buren vermeden. Dichter F. Starik startte een jaar of tien geleden het project 'Eenzame uitvaart', waarbij steeds een dichter een gedicht schrijft en voordraagt tijdens zo'n begrafenis. Daarover gaat de film: over de mannen van de sociale dienst die de huizen van deze mensen ingaan om de omgeving waarin de eenzamen overleden vast te leggen, over de mensen van het mortuarium die het lijk prepareren, en over de dichters die een gedicht maken voor iemand die ze niet kennen.
F. Starik ken ik wel; ik heb hem een paar keer ontmoet toen ik nog dichter wilde worden. En ik sprak ooit over Eenzame uitvaart met mijn zwager, wat de eerste aanleiding was om een regisseur te zoeken en deze documentaire te realiseren. Ik sta zelfs op de aftiteling, als lijstduwer, helemaal onderaan. Veel redenen dus om naar de film te gaan kijken, en het is ook niet ver, maar ik zit toch enorm te dubben en te puzzelen of en hoe ik zal gaan. Met rolstoel, en dan met een taxi heen en weer, en dan in de Balie uitvinden of ze bij elk trappetje liftsystemen hebben gebouwd? Of met het busje - daar heb ik al een tijd niet in gereden, het kan soms erg leuk zijn en het is natuurlijk veel goedkoper dan een taxi, maar dan moet ik wel minstens een uur speling houden bij het heen- en terugrijden, omdat die dingen zo vaak zo laat komen, of juist vroeg. Ik kan ook met de scooter gaan, dan kan ik komen en gaan wanneer ik wil, maar dan moet ik ín het gebouw wel lopen, en dat is natuurlijk óók weer een gedoe. Of ik kan thuisblijven, wat me op een moedeloos moment eigenlijk het aantrekkelijkst lijkt.
Maar op de avond zelf verman ik me; ik ga toch, en wel op de scooter. Die parkeer ik naast de Balie, vlak naast het trapje van de zijingang. Maar als ik de zeven treden met inspanning van al mijn krachten beklommen heb, blijkt die ingang afgesloten te zijn, en moet ik toch weer terug. Ik ga op een van de rokersbankjes zitten en sms mijn zus: of ze er al is, en dat ik buiten zit. Beter om met iemand samen naar binnen te gaan.
Terwijl ik wacht op antwoord, komt vriend A. met zijn vrouw langslopen. Jaren niet gezien. Ze hebben een kindvrije avond en gaan eten in de Balie en daarna naar de film. Dat komt goed uit, zeg ik, en ik vraag of ik hem mag vasthouden tot binnen. Dat mag, en ik ga nog even bij ze aan tafel zitten, om in tien minuten een paar jaar bij te praten terwijl de filmzaal langzaam volstroomt. Ik voeg me op een gegeven moment in de rij en vraag bij het trapje aan een onbekende leuke jongeman of ik hem even mag vasthouden tot beneden. Als je er vriendelijk bij glimlacht, vindt iedereen dat goed, is mijn ervaring, en niet alleen mensen die je kent. Het punt is alleen, dat je niet altijd zin hebt om vriendelijk te glimlachen, en dat je dan het gevoel hebt dat je beter thuis kunt blijven.
Als ik op mijn plaats zit, zie ik dat ik zes berichtjes heb van mijn zus: voicemail, sms, what's app: wáár ik dan buiten zit, op wélk bankje, en dat ze me overal zoekt. Stom - vergeten te melden dat ik al een schouder gevonden heb.
De film is intussen best de moeite waard, en ik spreek na afloop een paar leuke mensen, bekenden en onbekenden. Toch maar af en toe op pad, met of zonder vriendelijke glimlach.