Tot mijn schrik zag ik dat ik op 10 juni vorig jaar, toen ik de extensie van mijn bureau (de strijkplank) aan het tekenen was, al schreef dat ik 'ruim een jaar geleden' begonnen was met het bouwen ervan. Dat gaat nu dus al naar twee jaar toe. De strijkplank staat inmiddels, op ingenieus draaiende pootjes, en ik ben bij de laatjes aanbeland. Opnieuw tot mijn schrik schreef ik een maand geleden al dat ik de frontjes daarvan boven kokend water zou gaan buigen - of morgen, schreef ik er toen nog optimistisch bij. Daar ben ik dus net aan begonnen. Het duurt allemaal wat langer, maar dan heb je ook wat. En ik heb er een heleboel hulp bij; in mijn eentje kom ik nauwelijks verder meer dan de schuurmachine pakken, en dan weer chillen.
Nu het bureau opschiet (zeg ik overmoedig) bekijk ik de rest van de kamer en vraag me af of die niet wat vol begint te raken. Ik zou meer boeken moeten wegdoen. Mijn vader, die nooit een boek wegdoet en dus een plank vol Zweedse kasteelromans heeft ("Eerste drukken!") omdat ie de dingen ooit kreeg van iemand die hij niet wilde vergeten en dat doet door diens boeken te bewaren - ik bedoel dus Zweedse kasteelromans in het Zweeds, een taal waar hij geen woord van kan lezen - loste zoiets nog wel eens op door zijn kinderen er wat van te geven. Nou ja, geven, het ging meer om het wegdoen van de categorie erger dan Zweedse kasteelromans. Omdat ik literatuurgeschiedenis studeerde, kreeg ik dan bijvoorbeeld 'Dichters van dezen tijd' uit 1941, of 'Ziet de dag komt aan. Proza en poëzie van 1600 tot 1700', een salamanderpocket uit 1964. Soms met de handtekening van mijn vader erin, en de datum waarop hij het boekje kocht, of aan mij gaf. Die geef je toch niet aan De Slegte mee? Sorry pap, misschien toch wel nu.
Dan zijn er natuurlijk de studieboeken. De syllabus paleografie, de teksteditie van 'Het lof der zee-vaert' van Vondel en 'Beeldtaal van de christelijke kunst'. En 'Language change - progress or decay?', het enige Engelstalige studieboek dat ik in mijn eerste jaar Nederlands moest bestuderen bij het verheffende vak 'Diachrone Taalkunde'. Margriet Oostveen (die dat vak in hetzelfde jaar volgde) noemde het vorige week in een prachtige column in nrc (19 februari 2011). Zou het nog bestaan, diachrone taalkunde?
Of het 'Vermakelijk Bibliografisch Ganzenbord', uit de tijd dat de computer op de universiteit nog ingevoerd moest worden. Ik kan me niet herinneren het ooit bestudeerd te hebben, al heb ik er indertijd f 28,25 voor betaald, zag ik. Vermakelijk is deze handleiding, waarin de beginnende onderzoeker 'spelenderwijs' wegwijs wordt gemaakt in het doen van systematisch-bibliografisch onderzoek zeker niet. Zou ik het ooit nog nodig hebben? Natuurlijk niet. Waarom is het dan toch zo moeilijk om het weg te gooien?
Zet alles eerst eens in een paar kratten in je berging, werd me aangeraden. Als je die spullen dan over vijf jaar nooit nodig hebt gehad, kun je alles weggooien. Goede tip. Het zou ook goed zijn als ik toch nog eens ging promoveren. Dat zou een heleboel boeken en ordners wegwerken.